14 May Het kasteel van La Forge in Souillac
Ons gehucht, La Forge, telt vijf huizen. Een daarvan is behoorlijk uit de kluiten gewassen. Het staat al sinds jaar en dag bekend als ‘het kasteel’. Al is er vanaf de straatzijde helemaal niks speciaals aan te zien, integendeel. Een gesloten, amper één verdieping hoge, donkere gevel, die weinig uitnodigend werkt. En toch organiseren we er rondleidingen voor een geïnteresseerd publiek. Want er hangt best wel een boeiend verhaal aan deze plek.
De naam van het gehucht, La Forge, verklapt al veel.
Een ‘forge’ is een smidse. Niet vreemd dus dat Frankrijk zoveel gehuchten telt met deze naam. Maar de ‘forge’ van Souillac was best bijzonder: hier woonde niet zomaar een lokale smid, hier stond sinds 1530 een heuse hoogoven. Nu was een hoogoven in die tijd nog een vrij nieuw gegeven. Bovendien bouwde men niet zomaar om het even waar zo’n hoogoven.
Waar hou je – in 1530 – rekening mee bij het inplanten van een hoogoven?
Vooreerst is het interessant om een bron van ijzererts in de nabije omgeving te hebben. Dit zware materiaal komt middels ossenkarren en over slechte wegen richting het bedrijf, dus hoe groter de afstand, hoe hoger de vervoerskosten.
Bossen in de omgeving zijn ook een pluspunt, want voor het stoken van de oven is onnoemelijk veel houtskool nodig.
Kalkhoudend gesteente in de buurt is een noodzaak, want de kalk moet mee de oven in om de gesmolten massa te helpen zuiveren.
Mankracht is belangrijk, maar de boeren uit de wijde omtrek zijn al lang blij als ze in de winter een cent kunnen bijverdienen…
En dan is er dus water nodig. Water om de watermolen aan te sturen die de blaasbalgen in werking stelt, zodat de oven goed heet kan worden. Diezelfde waterkracht om nadien de 500 à 600 kg zware hamer aan te drijven, die het ijzer klopt tot het staal wordt. En water onder vorm van een Dordogne in de buurt, die het makkelijk maakt om het eindproduct in dit geval richting Bordeaux te verschepen.
En dan komt een plek als deze, waar vroeger al een graanmolen actief was, temidden van de bossen en op amper 15 km van een vindplaats van 40% ijzerhoudend gesteente, op een boogscheut van de Dordogne in Souillac, perfect in aanmerking.
Wanneer werd het kasteel van La Forge in Souillac gebouwd?
Tot 1825 bestond de site voornamelijk uit bedrijfsgebouwen. Na bijna driehonderd jaar in handen van de familie Coustin wordt het bedrijf in 1791 overgekocht door Denis Delteil. Hij is politiek actief en heeft connecties tot op het hoogste niveau in Parijs. De Franse en Amerikaanse Revoluties zijn een goudmijn voor wie kanonnen en kanonskogels weet te maken, en de zaken gaan dan ook navenant. Zijn zoon, Jean-Baptiste Delteil, erft rijk. Zodra hij het voor het zeggen heeft, start hij met de bouw van het woonhuis. Er verrijst een sober, langgerekt boerenhuis zonder tierlantijnen. Het huis is achteraan zo goed als tegen de rotsen aangebouwd. De hoofdweg tussen Souillac en Bourzolles bevindt zich op dat moment 300 m meer zuidwaarts, aan de overzijde van het riviertje de Borrèze. Vlak voor het huis loopt een lokale landweg.
De ondergang van de hoogoven in Souillac.
Jean-Baptiste breidt het assortiment behoorlijk uit, en een paar decennia lang gaan de zaken bijzonder goed. Helaas voor de familie Delteil komt er halverwege de 19de eeuw een kentering. Niet alleen worden de bossen in de omtrek schaarser, er worden in het noorden van Frankrijk en in België ook meer en meer steenkoolmijnen geopend die met hun cokes een veel beter rendement garanderen. Bovendien worden in ijltempo overal spoorwegen aangelegd, die ijzererts en de afgewerkte producten vlotjes en over grote afstand kunnen aan- en afvoeren. In 1860 mag Jean-Baptist dan ook, verarmd, de boeken sluiten.
Een derde leven voor de molen van La Forge.
In 1887 wordt Julien Valat de nieuwe eigenaar van het kasteel, dat toen nog geen kasteel was maar een uit de kluiten gewassen landhuis. Julien Valat is een rijke ingenieur elektriciteit en met zijn kennis van zaken laat hij de molen, die eerst graan maalde en later ijzer hielp smelten, ombouwen tot een heuse bron van elektriciteit. Maar eerst bouwt hij het landhuis fors uit. Er komt een ruime bibliotheek bij, een kapel, een orangerie, en het geheel krijgt een toren. Hij krijgt gedaan dat de landweg die vlak voor het huis passeert, wordt verplaatst. Daartoe moet een massa rots achter het huis worden weggekapt. Als deze route later ook de hoofdweg tussen Souillac en Salignac wordt, zijn het vooral de vrachtwagens die te lijden hebben onder de relatief smalle doorgang die hierdoor ontstaat.
Elektriciteit uit de centrale van La Forge.
Julien Valat start bescheiden: hij wekt eerst genoeg elektriciteit op voor het verlichten van zijn tuin. Later komt er de verlichting van zijn huis bij, en laat hij een pomp aandrijven die voor stromend water in huis zorgt. Al deze nieuwerwetse veranderingen zorgen voor de nodige grandeur, en al snel spreekt heel Souillac van Het Kasteel van La Forge.
Het hele elektriciteitsverhaal had ook de interesse van de stad Souillac zelf gewekt. Ze kloppen bij de heer Valat aan, en na wat onderhandelen en verbouwen ontstaat een centrale die tussen 1900 en 1930 heel Souillac-city van elektriciteit kan voorzien.
Het kasteel van Souillac begint te verkommeren.
Als in 1996 de achterkleindochter van Julien Valat overlijdt, komt het kasteel in handen van niet minder dan elf erfgenamen. Ze raken het slechts twintig jaar later eens over de prijs van het ondertussen volledig leeggeroofde en vervallen gebouw. De koper, Virginie Destrel, smijt zich met passie op het project. Haar enige bedoeling is om het gebouw te redden van de ondergang, en om er een ruimte van te maken die uitnodigt tot ontmoeting en cultuur. Ze richt een vereniging op die ondertussen al ruim 80 leden rijk is. De leden komen samen om aan huis en tuin te werken of om rommelmarkten, exposities of lente-, licht- en muziekfeesten te organiseren. Mijn persoonlijke bijdrage (naast wat werkzondagen in de winter) bestaat eruit dat ik rondleidingen organiseer en zo iedereen die interesse heeft, laat kennismaken met de plek. Bij deze bent u uitgenodigd…